Dobby komt nog snel afscheid nemen bij het ontbijt voor hij wordt weggejaagd door de hoteleigenaar. Dobby, door ons vernoemd naar het gelijknamige en gelijkogende wezentje uit Harry Potter, is een klein, uitgemergeld straathondje. Eergisteravond stond het beestje met puppy-ogen naast onze eettafel. Zijn staart stijf tussen zijn achterpootjes geklemd. Pas aan het eind van de avond leek hij zich iets meer op zijn gemak te voelen. Ik herinner mezelf tien keer per dag: Niek, je kan ze niet allemaal redden. Maar deze past nog wel in de tas. Misschien eentje dan, Ier?

Na ons afscheid met Dobby pakken we de boot naar het volgende dorp, San Juan La Laguna. Een traditioneel dorpje met diverse authentieke weverijen, zo leest de brochure. Daar zijn we als twee simpele toeristen dan weer mooi ingetrapt. Herkenbare toeristische kraampjes met kleden, tafelkleden, onderzetters, shirts, hemden, rokken, heuptassen, rugtassen, schoudertassen, haarbandjes, armbandjes, hoeden, pennen, fluiten, kerststalletjes, rugkrabbers, magneten en sleutelhangers met exact dezelfde patronen en exact dezelfde kleuren als we eerder hebben gezien in de rest van Guatemala sluiten de centrale straat in. Zelfs de enige echte weverij waarvan de boekjes volstaan is volledig ingesteld op toerisme.

Enigszins teleurgesteld besluiten we de kleine steegjes in te slaan om zo ver mogelijk te ontsnappen aan het toeristische gedruis. En eindelijk is het raak. Een winkeltje wat in eerste instantie een klein atelier lijkt, openbaart zich als een grootse kunstruimte met verschillende kamers volgehangen met fantasievolle en kleurrijke schilderijen. Verlegen wenkt een mannetje – drie jaar en vier maanden oud, zal later blijken – ons binnen. Hij verschuilt zich achter zijn vaders been. Na een high five en boks groeit zijn zelfvertrouwen en niet veel later begeleidt hij ons trots langs de schilderijen van zijn vader. ‘Toma una foto,’ zegt hij trots. We lachen naar hem, omdat we niet helemaal snappen wat hij bedoelt. Bedoelt hij dat we gerust een foto mogen maken van zijn vaders schilderijen?
‘Toma una foto,’ herhaalt hij nog eens.
‘Una foto?’
‘Sí,’ roept hij uit. Dat was het startschot. Hij rent enthousiast de ruimte uit. Anne en ik kijken elkaar aan. Even later verschijnt hij met een schilderij in zijn hand.
‘Hij is ook een schilder,’ zegt zijn vader schouderophalend.
Lachend maak ik misschien nu al de meest hilarische foto van onze reis. Na een fotoshoot van drie canvassen denkt zijn vader dat we wel genoeg schilderijen hebben vastgelegd van de kleine enthousiasteling. Voordat we vertrekken geeft zijn vader ons nog een uitleg over Maya-tekens. En ja, Iris, ook het universum vindt dat wij goed bij elkaar passen; jij als het elegante dageraad/licht (aq’ab’al) en ik als, tja, ik als doodnormale aap (b’atz’). Ik kan er helaas ook niets meer van maken.

Met hernieuwde energie verlaten we het atelier en vinden niet veel later een afgelegen weverij. De maya-sterren staan vandaag gunstig voor deze twee apen (ja, ook Anne is een b’atz’ – ik weet ook niet hoe mijn ouders dit plannen). Een meisje van 16 zit tussen de spulletjes en is bereid om onze vragen te beantwoorden zonder zich aan ons op te dringen. Wat een verademing. Ze vertelt over de lokale stoffen en mineralen die nodig zijn om kleuren te maken, en nodigt ons uit in de tuin. Daar is oma zojuist bezig met het weven van een fleurig kleed. Ze lacht breed als ik om haar heen dans met mijn camera. Ze voelt zich een model.

Langzaam naderen we weer de drukte. We zijn blij dat we deze uithoekjes gevonden hebben. Ik klik nog wat foto’s op straat van de straatartiesten en van de straatkunst, en een vrouw poseert voor mij met gespreide jurk onder gejoel van haar vriendinnen, voordat we een dakterras opduiken. Vanaf boven kijken we naar de taferelen van de stad alsof we door een kijkdoos kijken. Mijn pizza wordt geserveerd en kijkt me dreigend aan vanaf mijn bord. Oh Dios, wat ben ik blij dat ik hem heb veranderd in medium.