Hanoi blijkt nog iets te snel te gaan voor ons, of wij gaan te langzaam voor Hanoi. Het is maar hoe je het bekijkt. Neonlichten, scooters, de geur van streetfood, claxons, en scooters. Of noemde ik die al?

Het komt denk ik door onze jetlags. Het was een voorspoedige, maar een lange reis. Dat het voorspoedig zou gaan, dat wist ik eigenlijk al. Traditiegetrouw werd mijn tas namelijk weer volledig uitgekamd door de douanier. Dus om half 1 stonden we op Vietnamese bodem en trippel, trippel, trippel, – door de douane, langs de bagageband, door de entree, – en een half uur later kropen we al op de achterbank van onze taxi. Wat een heerlijke efficiëntie voor deze twee Nederlandse reizigers.

Bij het hotel checken we in en houden een welverdiend siëstaatje. Ik weet het, die is overgewaaid uit het westen, maar ik zei toch al dat ik nog even tijd nodig had om te wennen aan het oosten? Na anderhalf uur stappen we fris en fruitig – die woorden hadden gerust tussen aanhalingstekens gemogen – de hoteldeur uit. Zonder doel slenteren we door de straten van het oude centrum en laten Hanoi rustig op ons inwerken.

In de avond duiken we bij een streetfoodtentje op het terras. We vouwen onze lichamen van Nederlandse lengtes op de plastic kinderstoelen, die hier zo gebruikelijk zijn, en genieten voor het eerst van het heerlijke Vietnamese eten. En dan, op naar bed. Morgen zullen we Hanoi daadwerkelijk ontdekken.