Achteraf gezien bleken wij gisteren te langzaam voor Hanoi. Vandaag voelen we ons al veel meer op ons gemak. We stappen langs eindeloze winkeltjes, zigzaggen op het trottoir tussen plastic tafeltjes en stoeltjes, en dansen naar de overkant van de straat tussen honderden, scheurende scooters door. Hanoi is warm, chaotisch en rumoerig, maar straalt tegelijkertijd gemoedelijkheid uit.

Door ons beperkte reisschema dompelen we ons vandaag onder in de stad als ware toeristen. We gaan vinkjes zetten. We wandelen van de gebedstempel naar de parlementaire gebouwen, en steken tussen alle ambassaderesidenties door naar de bekende tempel van de literatuur. We dingen af bij een fruitmevrouw, maken een foto met haar fruitmanden over de schouder geslagen, en gaan naar een lokaal tentje voor een lokaal drankje: ‘Oh no, sir, that one is very hard to drink, very hard.’ Oké, ik weet genoeg, – ik vond de sweet chilisaus al pittig, – doe mij maar het volgende drankje van de lijst. Vervolgens laten we ons door een aandoenlijke man op de fiets naar de andere kant van de stad trappen en bezoeken we de waterpoppenshow. In een grote waterbak zwemmen poppen, die worden gedirigeerd door poppenspelers, tussen vuurspuwende draken, zaaien rijstvelden, peddelen op bootjes, vechten met slangen, en dit alles onder begeleiding van een negenkoppige band, die met traditionele muziekinstrumenten de typische hypnotiserende Aziatische klanken tentoonspreidt. Ongetwijfeld is de show ingericht voor toeristen, maar desondanks voelt het alsof we een stukje authentiek Vietnam meepakken.

Na de show keren we terug naar het hotel. Het aardige personeel heeft aangeboden mee te helpen met het regelen van vervoer en mee te kijken met het uitstippelen van onze vervolgstappen. Flexibel reizen met een beperkte tijd bevat een paradox: enerzijds, is het heerlijk om vrij te zijn, maar anderzijds overstelpt het je met keuzes die gemaakt moeten worden, wil je niet in tijdnood komen. Wordt het Hạ Long Bay, Sa Pa, Ninh Bìhn, of toch eerst de Hà Giang loop? We overleggen, houden rekening met weersvoorspellingen en doen iets waar ik over het algemeen geen voorstander van ben met reizen: we plannen. Morgen beginnen we met Sa Pa; de reis eindigen we met Hạ Long Bay. Het is geregeld en het geeft ons rust.

Als alles in kannen en kruiken is, slingeren we de app Grab aan en boeken een taxi naar het laatste belangrijke vinkje van onze lijst. ‘Ga op de tweede verdieping zitten voor het beste zicht,’ roept de receptionist ons nog na. Tien minuten later zitten we er klaar voor. Op de tweede verdieping, met een biertje voor de neus. Laat die trein maar komen. We zitten hoog boven een smalle straat uitgestoken. Verlichte winkeltjes en smalle kroegjes flankeren een robuuste treinrails. Gasten genieten van hun drankjes. Ze zitten met hun stoeltjes op het midden van de straat, en aangezien de straat uitsluitend uit rails bestaat betekent dit dat ze midden op de treinrails zitten.

Een bel klinkt. Chaos breekt uit. De sirene van een schallende megafoon echoot door de straat. Mensen staan op, grijpen hun tafeltjes, vouwen hun stoelen op en leggen deze in het midden van de rails, en plakken hun ruggen tegen de muur. Boven op ons balkon proosten Iris en ik nog een keer kalm op onze gemaakte keuze om op twee hoog te gaan zitten. De bel klinkt nogmaals, gevolgd door twee kort op elkaar volgende lage dreunen van een hoorn. En daar komt hij. De trein knalt met een flinke vaart door de smalle steeg. De mensen op de begane grond houden hun adem in. Diegene die niest, die is zijn voorhoofd kwijt. Nadat de trein volledig voorbij is gedenderd, en iedereen er zonder schram vanaf is gekomen, hervat men het caféleven alsof er niets is gebeurd. Tafeltjes en stoeltjes vinden hun plek terug, de drankjes en het eten worden weer terug op tafel geserveerd. Wat een bizar tafereel. Iris en ik drinken snel ons drankje op, gaan even verderop op een ander balkon zitten, – ditmaal op de eerste verdieping, – en bestellen een nieuw drankje. De volgende trein is er over dertig minuten.