Er is niets aan gelogen. De vergezichten op de tweede dag zijn nog veel spectaculairder! Daarbovenop hebben we geluk met het weer. Het zonnetje breekt door.

Het bijzonderste aan het landschap zijn de rotsformaties. Er zijn nauwelijks bergkammen, maar het zijn hoge spitse, puntige bergen die het panorama tekenen alsof het scherpe snijtanden zijn die in de lucht steken. En het zou Vietnam niet zijn, als we niet de kans zouden krijgen om op een van die rotsachtige punten te klimmen. Een kleutertje begeleidt de weg omhoog voor deze schijterige toerist en wijst waar ik mijn schoen moet plaatsen voor het meeste grip. Braaf volg ik. Bovenaan de top draait het mannetje direct om en maakt het mondiale gebaar voor ‘money, money‘. Vooruit dan maar, maar als wederdienst zou ik graag een fotootje van hem maken. Dat doet hij met liefde. Daarna maakt een groepsgenoot een foto van mij op de top. De weke knietjes zijn gelukkig niet zichtbaar op de foto.

Nadat we heelhuids beneden zijn gekomen, biedt de Britse Kevin aan om tot de volgende stop te switchen. Een half uurtje lang pak ik de Hà Giang loop mee achterop de motor. Wat een ervaring, heerlijk! Als we echter tijdens die specifieke rit een lokale vrouw en man verslagen op de grond zien liggen na een zojuist gebeurd ongeluk, ben ik toch weer blij als ik even later in de auto stap. Hopelijk hebben ze de juiste zorg kunnen krijgen, – want dat is denk ik nog niet zo zeker zo hoog op de berg, – en gaat het goed met ze.

Nadat we een grot hebben bezocht en vanaf een glazen platform de Chinese grens hebben bekeken, vervallen we in de avond weer terug op onze traditie: dineren, yellen, Happy Water en karaoke! We voegen er ook nog een spelletje aan toe: Uno! Een voor een haken de Vietnamese Easy Riders aan en voor we het weten spelen we met een enorme groep rondom een klein tafeltje. De concurrentiestrijd is hoog en zonder medelijden wordt er gelachen als er weer iemand vier kaarten moet pakken. Arme Iris, zij zit niet veel later met 25 kaarten in de hand.