Met een Toña voor Toni stap ik in ons privé-zwembadje. Wat een luxe. En dat hebben we verdiend na de busrit van vanmorgen.

Om vijf uur ‘s ochtends stapten we in onze bus, niet wetende dat de beste man achter het stuur een gooi zou doen naar de eerste plek op het gebied van snelste en gevaarlijkste chauffeur op één van mijn reizen. De nummer één positie wordt momenteel bezet door Mo Verstappen uit Marokko. Met 130 km/u scheurde hij door de scherpe passen van het Atlasgebergte, wist hij welgeteld één uur van de Google Maps-tijd af te snoepen, en gebaarde hij Frank niet aan te stellen over zijn niet-werkende veiligheidsriem. En dat alles tijdens Ramadan, oftewel zonder eten of drinken. Onze buschauffeur van vandaag heeft een serieuze poging gedaan om de polepositie te veroveren, maar ik moet concluderen dat Mo voorlopig net zoals zijn broer Max nog op eenzame hoogte boven iedereen uitstijgt. Toch was ik blij met de chauffeurswissel tijdens onze tussenstop in Antigua. Zijn collega-chauffeur had daarentegen misschien iets vaker op zijn gaspedaal mogen drukken, maar mij hoor je niet klagen. Na zeven lange busuren bereikten we onze eindbestemming: El Paredón.

El Paredón is een kustdorpje dat grenst aan de Stille Oceaan. Zwart strand kruipt tussen onze tenen, krabbetjes maken zich gehaast uit de voeten, hoge golven slaan tegen onze lichamen en pelikanen vliegen in formatie over. Drie dagen lang mogen we van het strand genieten.

In de avond biedt ons eigen keukentje de ultieme gelegenheid om eens zelf te koken. We struinen door het lokale winkeltje. Ze hebben niet veel. Pasta dan maar? Bij een andere winkeltje vragen we om ‘vegetales’. Het enige wat hij heeft is een kant-en-klaar blik. We hebben niet zo’n honger, dus we doen het er maar mee. En terwijl ik hetgeen aan het koken ben dat niet eens als studentenmaaltijd mag worden bestempeld, denk ik al: morgen weer uit eten, ik ben immers op vakantie.