Wat een dilemma op de vroege ochtend. Het ontbijt van ons hostel begint om 7:00u. Ons vliegtuig vertrekt om 9:10u. De shuttle naar het vliegveld vertrekt echter alleen op het hele uur, ofwel zeven uur ofwel acht uur. Na lang wikken en wegen kiezen we voor zekerheid. Zeven uur de shuttle, en op het vliegveld ontbijten. De douane kan nog weleens druk zijn.

We staan om 7:10u op het vliegveld van de hoofdstad. In de rij aansluiten, ticket halen, trapje op, trapje af, en op naar de douane voor binnenlandse vluchten. Om 7:30u zijn we er. Er staat echter niemand. Niemand in de rij, niemand achter de metaaldetector. ‘Ik kom zo spoedig mogelijk bij jullie,’ zegt de meneer van de internationale vluchten. Die ‘zo spoedig mogelijk’ kennen we ondertussen. We eten eerst maar even een broodje in de vertrekhal. Als we terugkomen is de douane open, we zijn nog de enigen. Riempje af, tas op het bandje, ik door het poortje, en ik sta al klaar met gespreide armen en benen. Maar geen lampje, geen piepje. En daar op dat moment moest ik weten dat er iets niet in de haak was, maar ik was naïef, had voorlopig nog niets door.

Vol goede moed pak ik mijn tas, loop naar onze gate en wacht op ons vliegtuig. Ruim op tijd, misschien hadden we zelfs het ontbijt mee kunnen pikken in het hostel, maar we zitten, en ook al opent de gate pas op de oorspronkelijke vertrektijd, ons hoor je niet klagen, we zijn immers al wat gewend. We worden omgeroepen, lopen over de vliegbaan naar ons propeller aangedreven vliegtuigje, klimmen op het trappetje, lopen voorovergebogen door het lage vliegtuig en zitten er uiteindelijk helemaal klaar voor. Vamos! Op naar Flores!

De propellers draaien op volle toeren. Het vliegtuig komt in beweging. Stopt. Komt nog een keer in beweging. Stopt. Gaat terug. De propellers vallen uit. Lampen gaan aan en uit. De deur opent. Twee mannen in gele hesjes stappen in. Kijken in de cockpit. Buiten staan vijf gele hesjes van een afstandje te kijken. Een karretje komt aangescheurd, stopt naast ons vliegtuig. Ze pluggen een grote stekker aan ons vliegtuig. Na een hele tijd van absolute stilte komt het verlossende woord: ‘Señores y señoritas, de accu is kapot. Uitstappen, por favor.’

Wij het vliegtuig uit. In een rijtje terug naar de gate. Een geel hesje begeleidt ons buiten de douane. ‘Jullie mogen even eten of opnieuw door de douane, over dertig minuten terug, claro?’ Nog maar een broodje dan? Na ons broodje stappen we om 11 uur weer door de douane. Piep, piep. ‘We controleren uw tas even.’ Oh, gelukkig! Ik krijg er direct meer vertrouwen in.

Na nog meer vertraging staan we om 13:00u eindelijk met het vervangende toestel op de startbaan. We zijn klaar om te gaan. Ik pak nog even snel mijn draadloze oortjes uit mijn tas. Pats. Eén oortje er af. Maar geen man over boord, één oortje deed het sowieso al niet meer, dus vijftig procent kans. Even luisteren. Ja, hoor! Doodse stilte. Kan er ook nog wel bij.

Om 13:15u beginnen de motoren te rammelen, razen we met een noodgang over de baan en schieten we de lucht in. Nog geen half uur later staan we op de landingsbaan van Flores. Ja, je leest het goed. Vier uur vertraging voor een half uur vliegen. In Flores droppen we onze tassen in ons hostel voor de aankomende vier nachten en gaan direct het stadje in. We slenteren wat door de gekleurde straten, regelen een tour voor morgen naar de oude Maya-stad Tikal, doen alvast boodschappen voor de tocht en gaan op zoek naar een eettentje. Aan de rand van het meer vinden we een mooi restaurant, maar dat dat het beste restaurant van Flores, of misschien wel onze reis gaat worden, wisten we toen nog niet. Twaalf man personeel in strak witte pakken bedienen drie tafeltjes. Misschien wat overdreven, vinden we. Anne bestelt een pasta, ik nietsvermoedend taco’s. Na enige tijd zien we vanuit onze ooghoeken beweging bij het personeel. Ze verlaten het vertrek, rommelen wat in kastjes, en één voor één veranderen ze in uitgedoste Mexicaantjes met bontgekleurde poncho’s en grote sombrero’s. Dat is vast voor het aankomende straatfestival, zeggen we tegen elkaar, dat begint namelijk om 19u. Dan knalt de muziek plots aan, en de eerste tonen van Un Poco Loco schallen door de boxen. In een treintje komen vier Mexicaantjes het restaurant binnengelopen met voorop iemand met een bord met taco’s. Anne tikt me aan. ‘Die zijn voor jou,’ schatert ze uit. Oh nee, dat heb ik weer.

Gelukkig slaan ze af bij de eerste tafel, taco’s voor twee! De Mexicanen dansen, zingen en trappen in kadans. Wat een feest! Pas na het afspelen van heel het nummer verdwijnen de Mexicanen weer in de coulissen, en na één keer knipperen met je ogen, staan er weer twaalf keurig in wit pak gehesen Guatemalaanse obers, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Anne hangt vast in haar slappe lach en ik snap eindelijk waarom er twaalf man staan. Ik tel ze gelukkig alle twaalf, ik houd ze vanaf nu in de gaten en hoop vurig dat ze hun Mexicaanse act er vanavond op hebben zitten, maar daarentegen lijkt me het Italiaanse Bella Ciao voor iemand die pasta heeft besteld een uitstekend plan.

Na dit hoogtepunt werd het tijd om terug te gaan en de lampjes uit te doen. Morgen vertrekt de bus om 4:30u naar Tikal. Dus we willen vroeg in bed liggen. Het licht blijken we uiteindelijk niet uit te hoeven doen, stroomstoring. Slaap lekker!