Het is altijd goed om de dag te beginnen met een sterke bak koffie. Vooral als deze dag zo vroeg begint als vandaag. Erik heeft z’n achterlijk vrolijke wekker om 7:25 gezet zodat we om 8:00 vol goede moed naar het Yellowstone National Park kunnen rijden. Een sterke bak koffie is dus gewenst. En laat dat maar aan Erik over. Met de juiste gave had je op z’n minst mijn toekomstige twintig jaren tot in detail vast kunnen leggen, alleen door middel van dat ene bakkie pleur. Aangezien onze ogen nog dicht zitten van de aangekoekte slaap, laten we het koffiedik kijken deze ochtend achterwege en is het alleen hoop dat we kunnen koesteren voor hetgeen we aantreffen in Yellowstone.
De brochures beloven ons elanden, wolven, bizons en grizzlyberen. Bij twee derde van onze driekoppige ploeg heerst de hoop op dezelfde kans om deze beesten in het wild aan te treffen als de kans dat je een dozijn Amerikanen in de Walmart aantreft die met zijn of haar dijen beide uitersten van een winkelkar overschrijdt (er mag zowel over de lengte als over de breedte worden gevisualiseerd) en met zijn of haar kuiten de drie liter flessen cola uit de schappen met gemak in grootte overtreffen. Een idiote vergelijking, ik weet het, maar om dit alles te verduidelijken: we hopen op een zekerheidje. David Durfal daarentegen heeft nog zijn bedenkingen.
Met David achter het stuur en Erik ernaast, rijden we na een rit van 3,5 uur het park in. Het is nog een uur naar onze RV campground, maar het landschap heeft zich al veranderd in een ruwe verzameling van bomen met daar bovenuit torende bergtoppen die doordrenkt zijn met sneeuw. Erik heeft zich voorgenomen om als bijrijder geen moment onbenut te laten om beren te spotten. Ik sluit me achter in de camper aan bij dit plan. Gefocust als we zijn speuren we de bosranden en donkere plekjes af met onze ogen. Duistere onderkanten van ontwortelde boomstammen en zwartbruine rotsen nemen net zo snel de gedaante aan van een beer, als dat deze weer vluchtig transformeren in hun normale, alledaagse gestalten.
Bij aankomst parkeren we onze camper, eten we onze lunch en wordt er bij de receptie nog even schijnbaar terloops navraag gedaan naar de beruchte bear box. Niet nodig zolang je het eten in de camper houdt, klinkt het even geruststellende, als ongeruststellende antwoord.
Na deze korte pitstop stapt David weer achter het stuur en gaan we het avontuur tegemoet; Erik en ik weer als twee ongevleugelde arenden vastgesnoerd in onze riemen op zoek naar gele ogen, ontblote tanden of een paar puntige hoorns.
In dat laatste worden we als eerste voorzien. Daar waren overigens geen arendsogen voor nodig, zelfs zonder mijn bril had ik deze gigantische kudde bizons opgemerkt. Wat een geweldige aanblik. Okerkleurig gras, een rij donkergroene dennenbomen, besneeuwde pieken van bergen, met daarvoor een groep van minstens 25 bizons. Groot, klein, sterk en jong. Blij dat ik toch die bril op had. Twee toeristen solliciteren nog moedig naar een eerste klas vliegcursus door binnen zwiepafstand van de beesten te komen, helaas tevergeefs. Ik vermoed dat het Amerikanen waren, maar bij nader inzien heb ik wellicht toch niet goed geobserveerd en waren ze afkomstig uit Pamplona.
Uiteindelijk zijn we anderhalve dag in het park verbleven. Yellowstone National Park is een geweldig park overgoten met felle kleuren vanwege de natuurlijke stoffen die omhoog komen door de vele geisers, veel sublieme vergezichten en wilde watervallen. We bewandelen verschillende trails waar we onze ogen werkelijkwaar uitkijken. Wellicht overigens niet altijd en overal om dezelfde reden. Om de kans te vergroten ooit levend uit het park te komen is het immers belangrijk om een grizzlybeer te spotten voordat deze jou spot. Aangezien ik mijn streven van het schrijven van korte blogs al niet ga halen, verwijs ik voor deze keer naar mijn foto’s om een schim van een indruk te krijgen van het prachtige Yellowstone.
Om drie uur stappen we in onze camper om Yellowstone achter ons te laten. Een paar geconcentreerde ogen gericht op de geasfalteerde weg, twee paar geconcentreerde ogen gericht op de vluchtige gedaantes bij de bosrand. Elk van ons deint mee op een eigen gecreëerd ritme. In de wetenschap dat we allemaal naar dezelfde muziek luisteren is het moeilijk te bevatten hoe erg dat kan verschillen als je er niet bij was. Laat me het volgende schrijven, het heeft me stil doen staan bij het feit dat ik het knap vind hoeveel instrumenten het menselijk lichaam eigenlijk behuisd. Als je erbij was geweest dan had je waarschijnlijk de gelijkenis getrokken met de jostiband, maar eerlijkheid gebied te zeggen dat ik mij besef dat we onszelf dan teveel eer aan doen.
Met onze drie campingstoeltjes gepositioneerd aan een smal beekje zaten we in onze achtertuin van onze villa-op-vier-wielen. Op de achtergrond niets anders dan het voortkabbelende water en het knisperende geluid van het kampvuur. Want een kampvuur hadden we. Drie boomstammen op een paar smeulende takken en we hadden het formaatje ‘vagevuur uit de hel’ bereikt. Het formaatje waarbij je er al bij voorbaat van uitging dat de meditatieve rust binnen de kortste keren verbroken zou worden door de gierende banden van een Oregons Statetrooper; waar we in helsnaam mee bezig dachten te zijn. Het was het formaat waarbij je zeker wist dat als je met een deken fanatiek naast het vuur zou wapperen spontaan de letters S O S uit rook zouden vormen. Het was een knap staaltje vakmanschap, ookal zeiden we het zelf.
Als we echter over een deken hadden beschikt, dan hadden we daar overigens absoluut niet mee staan zwaaien. Kwam je buiten een omtrek van anderhalve meter van het vuur, dan wachtte je daar een ijzige kou. Dat werd bevestigd door de laag ijs die op onze tafel vormde en het water van het beekje dat steeds moeizamer langs haar oevers deinde. Al met al een prachtige ervaring in het midden van de natuur, zolang je je niet verder dan anderhalve meter van de knisperende vlammen verwijderde.
Des te meer onze huid begon te gloeien (en enkele schoenzolen; vraag dat maar aan David, die het de rest van de reis met 1,5 schoenzool moet zien te redden), des te dieper de gesprekken. Enkele warme uren nadat veel nieuwe stronken waren verzwolgen door de hete vlammen en ook onze laatste grote stammen verkoolden, werd het tijd om onder onze warme dekens te kruipen. Viel dat even tegen. De isolatie van onze camper komt overeen met een rol crêpepapier. Qua temperatuur is er geen contrast tussen buiten en binnen. Qua gevoel had het net zo goed een camper cabrio kunnen zijn (dan hadden we tenminste nog kunnen genieten van de sterren die in het pikkendonker boven ons zweefden). Nu restten ons niets anders dan als drie koude ijspegels in foetushouding onder onze ‘warme’ dekens te kruipen. Brrr…
Als ik dit korte blog een titel had moeten geven dan was dat zonder twijfel ‘Deja vu’ geworden. Een deja vu verwijzend naar een avontuur dat ik drie jaar eerder heb beleefd in Valle de Cocora. Een regenwoud in Colombia bekend om zijn enorm hoge palmbomen.
Om maar direct met de deur in huis te vallen wat betreft mijn vergelijking, is Redwood hoofdzakelijk beroemd vanwege één ding. Het biedt namelijk huis aan de langste bomen die de USA heeft. Geen palmbomen welteverstaan, maar van die naaldbomen die zulke enorme boomstammen hebben dat er minstens acht man voor nodig zijn om een aaneengesloten ketting rondom één zo’n boomstam te vormen.
Hier houdt de vergelijking echter niet op. Beide wouden bieden namelijk verschillende wandelroutes – oftewel trails – aan hun bezoekers. Je kan kiezen tussen de routes lang, langer, langst en nog langer (30 mijl om precies te zijn). Laten we dan maar voor lang kiezen. Wandelroutes in beide gebieden worden gesierd door de een na de andere bocht, en op- en afdalingen waar je u tegen zegt. Je loopt in een stukje natuur met gigantische bomen, prachtige fauna.
Wat daarnaast vooral opviel was de sereniteit van het alles. Zodra je besluit een korte pauze te nemen en je adem in te houden, hoor je absolute stilte, afgezonderd van het ritselen van de bladeren en het kabbelende beekje op de achtergrond. Het is werkelijkwaar adembenemend (die op- en afdalingen trouwens ook – letterlijk).
Wat zowel Redwood als Valle de Cocora uniek maakt: de stilte, de natuur en de slecht aangegeven paden. ‘Jongens, staat die pijl nu richting dit pad, of toch deze?’ Werkelijkwaar we hebben geen flauw idee. ‘Links dan maar?’. Gelukkig zit het weer in tegenstelling tot Valle de Cocora (waar het uren heftig regende, dwars door mijn regenjas heen) mee. In Redwood heerst een fijne koelte die wordt bewaakt door de groene koppen van de lange bomen die ons in hun greep houden.
Enkele lange uren later komen we dan eindelijk een splitsing tegen waarbij de route duidelijk staat aangegeven, maar ons tegelijkertijd in een dilemma stort. Links, de keuze om de loop compleet te maken; de route die ons terug zal brengen tot onze villa-op-vier-wielen. 6.8 mijl. De andere keuze – namelijk rechts – leidt ons met 1.8 mijl naar Fern Canyon en bijbehorende parkeerplaats. Een parkeerplaats aan de andere kant van het park, en veel belangrijker, een parkeerplaats waar onze camper niet staat geparkeerd. We kiezen voor het risico. Fern Canyon schijnt in ieder geval mooi te zijn.
Nu achteraf kan ik stellen dat we de goede keuze hebben gemaakt. Vooral de laatste mijl was prachtig. We moesten balanceren op losliggende takken om heldere beekjes te kunnen passeren (laat ik er direct bij vermelden dat we niet allemaal even succesvol waren) om tot het eindpunt te komen. Links en rechts rezen steile wanden bekleed met groene bladeren hoog de lucht in. Eenmaal aangekomen bij de parkeerplaats vonden we binnen vijf minuten een Amerikaans stel die bereid was om ons met hun auto terug te brengen naar het Visitors Center – de plek waar onze camper veilig stond geparkeerd.
Al met al een heel avontuur, helaas zonder fysieke beren op de weg. Morgen rijden we door naar Crater Lake. Misschien zien we daar onze eerste sneeuw van onze roadtrip.
Het elk-reglement
Regel 1: don’t approach the elk
Regel 2: don’t look them in the eye
Regel 3: als je leven je lief is, kijk dan nog eens naar voorgaande regels
We hadden het reglement nog niet goed en wel onder ogen gehad (David was nog aan het inchecken) toen Erik en ik door een typische norse Amerikaan (inclusief grijze snor, lang haar en baseball-cap) streng op de regels werden gewezen. Misschien was het ook wel iets te optimitisch om het magische beest van nog geen tien meter te bekijken en te fotograferen. In our defense: regel 1 hebben we niet overschreden; het beest kwam op ons af.
Een statige elk torent met z’n twee meter (en tel er gerust nog minstens één meter bij op voor z’n imposante gewei) boven ons uit. Op enkele meters afstand staat de ‘herd’ van het mannetje, oftewel een stuk of 25 kleinere varianten van de elk. De plek waar we nu zijn, Orick, staat bekend om zijn wilde elks en de bewoners leven zonder problemen samen met de beesten. We parkeren onze camper dan ook op een terrein waar de elks de vrije ruimte hebben. Gasten krijgen hier geregeld een bezoek van de beesten en zonder moeite pikken ze dan een plag gras mee. We koppelen onze camper aan en David roept direct het elk-protocol in het leven: ten alle tijden dient de deur open te zijn, zodat zwaaiende geweien zonder problemen kunnen worden ontweken door middel van een behendige sprong in onze veilige camper.
In de avond besluit Erik de buurt te verkennen en een wandelingetje te maken. David en ik besluiten een boek te lezen voor onze villa-op-wielen. We kunnen echter niet lang genieten van onze boeken. Groot alarm! Twee elks getroond met twee machtige geweien vinden dat een andere mannetje maar eens plaats moet maken tijdens dit parenseizoen. Laat dat ene mannetje nu eens precies enkele tientallen meters van ons zijn verwijderd. We hebben onze boeken pas vijf minuten opengeslagen, maar het elk-protocol wordt nu al vol overtuiging in werking gezet. Dan maar rustig van onze Coronaatjes genieten in ons paleisje.
De buren gaven eerder die avond aan dat de afgelopen drie ochtenden een groot mannetje verschillende verwoede – maar tevergeefse – pogingen tot paren had gedaan… exact naast hun camper. Nu maar hopen dat de moed hem nog niet in de hoeven is gezakt en hij morgen nogmaals een versierpoging waagt. Slaap lekker!
Drie paar verontwaardigde ogen kijken voor zich naar hetgeen zich daar voor hen posteert. Eén voor één zakt de moed in onze schoenen. Angstzweet vormt zich een baan langs onze voorhoofden als het besef langzaam indaalt dat er geen weg meer terug is. Wij – drie simpele Hollandse jongens die nauwelijks meer gewend zijn dan een Opel Corsa – moeten daarmee de weg op. Vier prachtig glimmende wielen dragen een huis – beter gezegd, een villa. Het is een villa op vier wielen. En het meest angstaanjagende is, dat het de aankomende drieënhalve week onze villa op vier wielen is. Gelukkig houdt de instructie ons nog anderhalf uur van de weg, en daarna gaat het avontuur beginnen. Zometeen kruip ik als eerste achter het stuur. Ik heb er zin in!
Een goed begin is het halve werk. Acht kilo teveel, geven de rode, digitale cijfers aan. De wijzende vinger van de dame van de vliegmaatschappij benadrukken het nog eens verwijtend. Dan maar weer die koffer van de band en het gewicht proberen te verdelen. De hendel van mijn koffer is het echter eens met de verwijtende vinger. Pats. Met een knal begeeft hij het en mijn koffer maakt een buikschuiver over de koude tegels van Schiphol. Een misschien ietwat te optimistisch begin van wat hopelijk een mooie reis gaat zijn!
M | T | W | T | F | S | S |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | 4 | |||
5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 |
12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 |
19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 |
26 | 27 | 28 | 29 | 30 |