Met een enorme knal en onder gegil van mijn medepassagiers smakt ons vliegtuig op Guatemelaanse bodem. We zijn er! Eindelijk ga ik mijn zusje terugzien.

Ik bel het hostel. Over tien minuten pikken ze me op. Guatemelaanse minuutjes dan welteverstaan. Na veertig Nederlandse minuten zie ik een kleine vrouw dan eindelijk breed lachend naar me zwaaien.

Anne reist via El Salvador en komt iets later aan. Ik duik vast het bed in. Na kort weg te zijn gedommeld, hoor ik een klop op de deur. Dat moet Anne zijn!

Achteraf bleek ons terugzien figuurlijk. Ik kon mijn ogen amper open houden van vermoeidheid, maar ik geef haar een dikke knuffel (inclusief al die knuffels van jullie). ‘Volgens mij ben je een beetje slaapdronken,’ zegt ze als ze me door de kamer ziet waggelen. ‘Duik je bed maar weer in, we praten morgen wel.’ Uitstekend plan. Ik laat me weer terug op mijn bed rollen. Het licht hoef ik niet eens uit te doen, die is al die tijd niet aan geweest. Voor ik opnieuw in slaap dommel in de pikdonkere kamer hoop ik vurig dat ik zojuist wel de juiste een knuffel heb gegeven.