We bevinden ons letterlijk in de wolken, wachtend voor een tolhuis. Tot op heden dachten we de meest kronkelige en hoge wegen achter de rug te hebben, maar de lange weg naar Medellín bewijst het tegendeel. Hoog in het gebergte rijden we dwars door witte wolken die zich om de heuvels hebben verzameld. We zijn op weg naar Guatapé.

In de kleine, oncomfortabele bus vermaken we ons met de Colombiaanse top 40. Het lijkt alsof één rijke Latijns Amerikaanse artiest zichzelf veertig keer in de hitlijst heeft ingekocht. De klanken vloeien in elkaar over en worden zo voorspelbaar dat we zonder problemen kunnen meetoeteren en meezingen in ons eigen gecreëerde Spaans (red. zolang de zinnen maar op O, A, Os of As eindigen, zit je goed). Na een overstap in Medellín komen we veel later dan gedacht aan in het donkere Guatape.

Tot dusver heb ik geloof ik in al mijn vorige reisblogs het woord ‘kleurrijk’ gebruikt. Colombia is kleurrijk, daar houden de Colombianen nou eenmaal van. Guatapé staat echter bekend als het kleurrijkste dorp van Colombia en daar is niets aan gelogen. Een ornaat van frisse kleuren trakteren het oog in de kleine straatjes. De muren, de raamkozijnen, de spijlen en de ornamenten zijn elk voorzien van hun eigen likje verf. Het gezellige steegje dat is overdekt met groen en rode paraplu’s was mijn favoriet, een lust voor het oog. Dat deze paraplu’s ook nog functioneel bleken, kwamen we diezelfde avond tot onze spijt nog achter. Het goot.

Guatapé staat om diverse dingen bekend. Ten eerste is het een luxe vakantieoord voor de rijkeren in Colombia. Dure hotels, grote villa’s en overvliegende helikopters bewijzen dat zonder meer. Het zal je dan ook niet verbazen dat de rijkste Colombiaan van de afgelopen eeuw hier een riant onderkomen had (wellicht dat er bij de Narcos liefhebbers onder ons al een lampje begint te branden). Pablo Escobars villa is de tweede oorzaak van de bekendheid van Guatapé. Als laatste, en naar mijn mening de meest waardevolle, is La Rocca.

La Rocca is, zoals de naam al doet vermoeden, een enorme rots dat uitzicht biedt over het natuurrijke gebied rondom Guatapé. We zijn in Colombia, dus naar boven klimmen, kan alleen met de benenwagen. Meer dan 650 traptreden (exclusief de zo’n 200 traptreden die je naar het beginpunt leiden) brengen je, zigzaggende langs de fier omhoogwijzende rots, naar het hoogste punt met een geweldig uitzicht. Stairway To Heaven begint in mijn hoofd, rond trede numero 450, langzaam om te buigen naar Highway To Hell, maar het is het allemaal waard.

Helemaal daar beneden lijkt zich een klein Noord-Italië te bevinden, alsof we van grote hoogte een maquette van Madurodam gadeslaan. Het grote, groene wateroppervlakte dat zich in verschillende bochten rond diverse eilanden en schiereilandjes vormt, geeft de indruk dat het Comomeer, het Lago Di Maggiore en het Gardameer op een moment besloten hebben om zich samen te voegen. Grote villa’s, van deze afstand slechts kleine huisjes, hebben hun plek gevonden op de toppen van de heuvels, of juist aan het water. Boten vormen witte V’s temidden van het heldere water, wegen verbinden zich kriskras door het landschap en roofvogels cirkelen geduldig rond op grote hoogte. Voor een lange tijd genieten we geruisloos van dit mooie aanzicht van Guatapé.

Diezelfde avond zitten we aan de Perros Calientes (‘Echt?! Eten ze hier in Colombia hond?!’). Buiten blijft de regen maar stromen als we hap voor hap onze hotdog opeten in een simpele cafetaria. Nadien spelen we, tevreden en vermoeid van de vele afgelegde treden, een potje kaart, tot een Colombiaanse man ons aanspreekt. Met zijn veels te snelle Spaanse woorden en zijn in de lucht stotende gebaar maakt hij duidelijk dat hij wel in is voor een spelletje pool en vraagt of wij tegen hem willen spelen. Hij kent een leuke bar. Uiteraard staan we daar voor open. Hij excuseert zich voor een minuutje om (bleek achteraf) export nummer 1 van Colombia te nuttigen en ik kan je verklappen, dat is niet de Colombiaanse koffie.

Al draaiend om z’n keu vraagt hij maar liefst voor de vijfde keer wat onze namen zijn. We staan in een klein cafeetje waar de lokale Colombianen keihard meezingen met de O’tjes en A’tjes, en waar de pisbakken zich midden in het café tegen de muur aan bevinden. In eerste instantie dachten we dat het door de Nederlandse uitspraak van onze namen kwam, maar blijkbaar had het pure goedje zijn werk gedaan. Gebogen over de tafel wilt Harrie aanhalen om een van de ballen in de pockets te stoten tot de man zich verward voor Harrie werpt. Na een lange uitleg en vele trial-and-errors spelen we een compleet eigen verzonnen spel met alleen spelregels wanneer het de beste man goed uitkomt. Naarmate het idiote spel vordert, zie ik Harries gezicht steeds verder vertrekken bij de zoveelste verzonnen spelregel. Mijn eerste verbazing maakt juist plaats voor een grijns. Ik kan alleen maar lachen om deze hilarische situatie waar we weer zo plots in terecht zijn gekomen. Toch breien we er na een wel erg lang potje een eind aan.

Morgen gaan we El Patrón de hand schudden in Medellín! Hasta luego!